‘Ga je erheen?’ vroeg Diana.
‘Natuurlijk,’ zei Caine. ‘We gaan samen. We nemen zelfs Penny mee. Die zal goed van pas komen. Misschien kan Lana haar benen genezen. En ik kan haar goed gebruiken om mensen te laten doen wat ik wil.’
Caine begon vrolijk te fluiten terwijl hij kleren in een Dolce & Gabbana-tas propte.
‘Jij kunt ook beter wat kleren inpakken,’ zei Caine. ‘Het kan wel even duren voor we hier weer terugkomen.’
‘Ik ga niet mee,’ zei Diana.
Caine keek op van zijn tas en glimlachte naar haar. Toen werden zijn ogen koud en voelde ze hoe ze door een onzichtbare hand tegen de kast werd geduwd.
‘Inpakken, zei ik,’ zei Caine.
‘Nee.’
‘Dwing me nou niet om iets te doen waar we allebei spijt van zullen krijgen,’ waarschuwde hij. Toen zei hij op een toegeeflijker toon: ‘Ik dacht dat je van me hield. Wat is hier aan de hand?’
‘Je bent verachtelijk, Caine.’
Caine lachte. ‘En nu ben je geschokt. Tuurlijk.’
‘Ik had gehoopt…’
‘Wat?’ viel hij uit. ‘Wat had je gehoopt, Diana? Dat je me gelukkig kon houden? Dat je me kon temmen?’
‘Ik dacht dat je misschien eindelijk een beetje volwassen was geworden,’ zei Diana.
Caine maakte een achteloos kom hier-gebaar. Diana werd naar hem toe getrokken. Ze struikelde maar viel niet. Hij hield haar vast met een kracht waartegen ze zich niet kon verzetten en kuste haar.
‘Je hebt me gegeven wat ik van je wilde, Diana. En dat is geweldig. Echt. Ik heb je zover gekregen dat je het vrijwillig aan me gaf. Ik had je kunnen dwingen wanneer ik maar wilde, maar dat heb ik niet gedaan, of wel soms?’
Ze gaf geen antwoord.
‘Maar als je denkt,’ vervolgde hij, ‘dat je een bepaalde macht over me hebt gekregen, dan heb je het mis. Ik ben Caine. Ik heb vier strepen. Ik ben de baas. En ik vind het leuk om jou in mijn leven te hebben. Je mag me best blijven tarten en uitlachen: ik ben niet kleinzielig. Ik vind het prettig om iemand in de buurt te hebben die me aankan en zegt wat ze vindt. Dat heeft een goede leider nodig.’ Hij boog zich zo dicht naar haar toe dat ze zijn adem op haar oor voelde toen hij fluisterde: ‘Maar onthoud goed: ik ben Caine. En mensen die zich tegen me verzetten krijgen daar spijt van. Dus pak je tas in. Vergeet vooral dat zwarte kanten dingetje niet. Dat staat je goed. Worm. Zeg tegen Penny dat we gaan.’
Worm kwam langzaam tevoorschijn. Hij had alles gehoord en gezien. Achter Caines rug stak hij zijn middelvinger naar Diana op.
‘We verzinnen wel iets, Dekka,’ zei Sam.
Ze zat roerloos achter in de boot. Sam zat naast haar. Toto was naar de boeg verbannen – Sam had geen zin om op elk geruststellend leugentje te worden gewezen.
‘Ik ben niet bang,’ zei Dekka. ‘Zeg nou zelf, ik weet niet eens of iemand van ons ooit levend uit de fakz zal komen.’
Sam wist niet wat hij moest zeggen, dus hij knikte alleen maar.
‘Ik bedoel, denk eens aan al die kinderen,’ zei Dekka. ‘Bette. De tweeling. Duck, die goeie arme Duck. Harry. e.z. Hunter.’ Na een korte stilte: ‘Maria.’
‘En nog een heleboel anderen,’ zei Sam.
‘Ja. We zouden eigenlijk alle namen moeten onthouden, hè?’
‘Ik probeer het wel. Als er dan ooit een eind aan komt, en ik er ooit uit kom, kan ik met al hun ouders praten en zeggen: “Zo is het gebeurd. Zo is uw kind gestorven.”’
‘Ik weet dat je je daar zorgen over maakt.’ Dekka legde een troostende hand op de zijne. Hij pakte hem met beide handen vast.
‘Een beetje wel, ja. Ik zie een soort rechtszaak voor me, zeg maar. Ouwe kerels en vrouwtjes die heel streng kijken en willen dat ik verantwoording afleg… Je weet wel: Wat hebt u gedaan om e.z. te redden, meneer Temple?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘In mijn hoofd noemen ze me altijd meneer Temple.’
‘Wat hebt u gedaan, meneer Temple, om Dekka Talent te redden?’ vroeg ze.
‘Is dat je achternaam? Ik dacht dat je geen achternaam had. Dat je een soort Iman of Madonna of Beyoncé was. Je had altijd maar één naam nodig.’
‘Ja, zo doen Beyoncé en ik dat,’ zei Dekka met een wrang lachje.
Ze bleven een tijdje zwijgend zitten.
‘Sam, we weten niet hoe goed die beesten kunnen zien in het donker.’
Hij knikte. ‘Dat vroeg ik me ook al af. Ik heb een plan. Het is nogal gestoord.’
‘Anders zou het niet leuk zijn.’
‘Je kunt toch wel zwemmen, hè?’
‘Nee, want zwarte mensen kunnen niet zwemmen,’ zei Dekka, en ze klonk weer even als de oude Dekka. ‘Natuurlijk kan ik zwemmen.’
Hij riep Jack en Toto en vroeg of ze erbij kwamen. ‘Kunnen jullie allebei zwemmen?’
Ze knikten behoedzaam. ‘Maar het is donker,’ zei Jack.
‘Het water wordt ’s nachts niet dieper, hoor,’ zei Sam.
‘Maar we weten niet wat er allemaal in het water zit,’ wierp Jack tegen.
‘Forel en baars,’ zei Sam. ‘Die eten geen mensen.’
‘Ja, en slangen vliegen niet en coyotes praten niet,’ kaatste Jack terug.
‘Daar heb je een punt,’ zei Sam. ‘Maar ik denk dat we het er maar op moeten wagen. Ik zat hieraan te denken: jullie gaan allemaal zachtjes het water in. Ik start de boot, zet het roer vast en spring eruit. Als het werkt zullen Drake en zijn insectenvrienden de boot horen en erachteraan gaan. Wij klimmen op het droge en gaan er als een gek vandoor.’
‘Maar dan komen ze achter ons aan,’ protesteerde Jack.
‘Dat zullen ze wel proberen,’ gaf Sam toe. ‘Maar het zijn insecten, geen bloedhonden. Ik denk niet dat ze ’s nachts sporen kunnen zien.’
‘Hij weet het niet zeker,’ zei Toto.
‘Nee, dat weet hij inderdaad niet,’ gaf Sam toe.
‘Waar,’ zei Toto. Toen, tegen zijn denkbeeldige vriendje: ‘Ik raak in de war van hem.’
‘Welke kant rennen we op?’ vroeg Dekka.
‘Drake zal ervan uitgaan dat we rechtstreeks naar de stad gaan. Maar we willen niet midden in de woestijn met hem vechten. Naar de trein, dus.’ Hij gaf Jack een por. ‘Jij wilt toch zeker nog wel een laptop?’
Jack keek gegeneerd. ‘Nou, in elk geval nog wel een paar batterijen.’
‘Goed dan. Het water in. Zwem naar de haven. Als ze niet achter mij aan gaan, vaar ik terug voor jullie bij de steiger zijn en bedenken we een ander plan.’
‘Zullen we eerst dat andere plan bedenken voor we aan dit plan beginnen?’ vroeg Jack.
Caine stond in de boeg van Quinns boot terwijl die door de lichte golven ploegde.
Quinn had gewaarschuwd dat hij moest gaan zitten, maar Caine was niet bang dat hij in het water zou vallen: hij viel niet. Hij gebruikte zijn gave om het grootste deel van zijn gewicht te ondersteunen zodat zijn voeten het dek nauwelijks raakten.
Hij wilde niet met gebogen hoofd aankomen. Hij ging naar Perdido Beach als George Washington die de Delaware overstak: met rechte rug en de borst vooruit.
Hij zweefde. Vloog bijna. Lichamelijk, maar ook geestelijk. Hij was vervuld van een warm gevoel van volmaakt geluk.
Ze hadden hem nodig. Ze hadden iemand gestuurd om hem op te halen. Ze waren erachter gekomen dat ze niet konden overleven zonder hem. Hem, niet Sam. Hem.
Penny lag in elkaar gedoken op een stapel dekens achter in de boot. Diana staarde in het niets. Worm begon de hele tijd te fluiten en hield dan weer op, om vervolgens weer opnieuw te beginnen.
Quinn zat aan het roer en keek naar Caines rug. Caine voelde zijn borende ogen. Quinns gezicht sprak boekdelen over zijn twijfels en ongerustheid.
Diana had geen woord meer gezegd. Caine nam aan dat het langzaam tot haar doordrong dat hij nog steeds de baas was, dat zij nog steeds afhankelijk van hem was. Dat ze hem net zo hard nodig had als de kinderen in Perdido Beach.
Nou, ze kwam er wel overheen. Diana was niet kapot te krijgen. Ze zou haar teleurstelling wel te boven komen. En samen zouden ze het belangrijkste stel van Perdido Beach worden, als de koning en de koningin.
Hij glimlachte bij het idee.
‘Jammer dat we geen camera hebben,’ zei Caine. ‘Ik had het moment van mijn terugkomst graag vastgelegd.’
‘Ik heb het koud,’ kreunde Penny.
‘Je krijgt gewoon niet genoeg beweging,’ zei Caine, en toen lachte hij om zijn eigen wrede grap. Hij liet dit niet verpesten door Penny’s slechte humeur. Niet door haar slechte humeur, Diana’s neerslachtigheid of Quinns schuldgevoel.
Dit was Caines moment.
Quinn manoeuvreerde de boot behendig langs de steiger. Hij bond hem vast en bleef staan om hen van boord te helpen. Caine weigerde Quinns uitgestoken hand maar keek hem doordringend aan, net zolang tot Quinn moest wegkijken.
‘Wat zou je willen, Quinn?’ vroeg Caine.
‘Hoe bedoel je?’
‘Wat zou jou gelukkig maken, Quinn? Wat zou je het allerliefste willen?’
Quinn knipperde met zijn ogen. Het leek zelfs wel of hij bloosde. Quinn zei: ‘Mijn bemanning en ik willen gewoon vissen.’
Caine legde zijn hand op Quinns schouder. Caine keek hem aan met die geveinsde openheid en eerlijkheid die hij nog steeds kon oproepen als de gelegenheid daarom vroeg. ‘Goed, Quinn, dan is dit mijn eerste verordening: je bent vrij om te vissen. Doe gewoon je ding, en er zal nooit meer iets anders van je gevraagd worden.’
Quinn wilde iets zeggen maar hield verward zijn mond.
Caine spreidde zijn armen, met de handpalmen naar beneden, en zweefde uit de boot de steiger op. Het was zo’n pompeus gebaar dat Caine er zelf hardop om moest lachen; hij lachte om zijn eigen, onbegrensde arrogantie.
Achter hem klauterden Diana en Worm vermoeid aan wal. Caine tilde Penny op en zette haar weerloos op de houten planken.
‘Dit keer wordt het anders,’ zei Caine. ‘De vorige keer was er te veel strijd, te veel geweld. Ik heb mijn best gedaan om een vreedzaam leider te zijn. Maar het ging mis.’
‘Hoe zou dat nou komen,’ mompelde Diana.
‘Deze mensen,’ zei Caine gewichtig terwijl hij met een armgebaar de hele stad aanduidde, ‘hebben meer dan een leider nodig. Wat ze nodig hebben… is een koning.’
Het idee was ineens bij hem opgekomen. Hij had het pas een minuut geleden bedacht. Maar na alle schimpende opmerkingen van Diana dat hij Napoleon was, had hij in de bibliotheek van de villa een scenario over Napoleon gevonden en doorgebladerd.
Napoleon had de macht gegrepen toen het Franse volk teleurgesteld was geraakt in de wrede, incapabele republiek. Ze hadden geaccepteerd dat Napoleon alle macht naar zich toe trok op het moment dat ze vermoeid en uitgeblust waren. Ze verlangden naar en hadden behoefte aan iemand met een kroon op zijn hoofd. Het was eigenlijk heel natuurlijk. Zo was het meestal gegaan in de geschiedenis van de mensheid.
Napoleon had zichzelf tot keizer uitgeroepen. Net zoals Michael Jackson zichzelf King of Pop had gedoopt en Howard Stern zichzelf de King of All Media noemde. Het rare was: zo werd je dus koning, gewoon door jezelf zo te noemen. En door ervoor te zorgen dat anderen dat ook gingen doen.
Koning.
Caine zag hoe Quinns mond openviel.
Vanuit zijn ooghoek zag hij een ongelovige glimlach op Diana’s gezicht verschijnen. Ze schudde langzaam haar hoofd, spijtig, alsof ze eindelijk iets begreep waar ze heel lang over gepiekerd had.
‘Van nu af aan zul je me koning noemen, Quinn. En men zal jou en je mensen met rust laten.’
Caine voelde alle ogen op hem gericht. Penny vol woeste bereidheid om te doen wat hij wilde, hoezeer ze hem diep in haar hart ook haatte. Worm, het altijd handige hulpje, gniffelde. En Diana was verbaasd, en verbaasd over haar eigen verbazing.
‘Oké,’ zei Quinn gehoorzaam.
‘Oké?’ herhaalde Caine terwijl hij afwachtend een wenkbrauw optrok. Hij glimlachte om te laten zien dat hij niet boos was. Nog niet in elk geval.
‘Alleen maar… oké?’ drong Caine aan.
‘Oké…’ Quinn keek wanhopig om zich heen, op zoek naar het antwoord. Toen drong het tot hem door. Caine kon zijn hersenen bijna horen kraken. ‘Oké, majesteit?’
Caine boog minzaam zijn hoofd, ook om de triomfantelijke grijns niet te laten zien die het moment zou verpesten.
‘Ga maar, Quinn. Ga maar weer aan het werk.’
En Quinn ging.
Caine zag Diana’s ongelovige blik en lachte hardop. ‘Waarom zo somber? Alle kleine meisjes willen toch koningin worden als ze later groot zijn?’
‘Prinses,’ zei Diana.
‘Nou, dan ben je gepromoveerd,’ zei Caine. ‘Worm, ga Taylor zoeken.’
Taylor was de grootste roddeltante van Perdido Beach. Hij had informatie nodig, en snel ook. Het was midden in de nacht en hij wist niet wie waar was en wat iedereen uitspookte. Quinn had alleen gezegd dat Sam de stad uit was, dat Albert was vermoord en dat Edilio zo ziek was dat hij misschien doodging.
Jammer dat Albert dood was. Albert was een geboren organisator en Caine wist zeker dat hij hem goed had kunnen gebruiken. Een dode Edilio zou daarentegen geweldig goed nieuws zijn. Edilio was vanaf het eerste begin Sams rechterhand geweest.
Caine wist niet eens wanneer die zogenaamde reuzeninsecten of wat het dan ook waren Perdido Beach zouden bereiken. Misschien kon het wel elk moment gebeuren.
Hij moest die zwerm verslaan. Dat was duidelijk het allerbelangrijkste. Maar hij wist zeker dat de kinderen overdreven. Reuzeninsecten? Ze waren waarschijnlijk een centimeter of vijftien. Hoewel hij wel misselijk werd bij het idee dat ze in je lichaam uit hun eitjes kropen.
Caine stond op de strandmuur die langs de boulevard liep. Hij stond op de rand, bedacht hij, op de grens tussen het verleden en de toekomst. Niet alleen die van hem, maar van iedereen.
De stad was stil en donker. Hier en daar ving hij door een raam een glimp op van een bleke, griezelige Samzon. De maan ging schuil achter een vreemde wolk die te laag boven het westelijke gedeelte van de stad hing.
Op de rand, met zo veel mogelijkheden. Hij had het gevoel dat hij uit elkaar zou spatten van blijdschap. Hij was terug. Terug als hun verlosser.
Quinn had Caine zonder het te beseffen laten zien hoe hij het moest aanpakken. Quinn had precies gewild wat de meeste kinderen wilden: met rust gelaten worden. Niet meer bang zijn. Niet meer zo’n strijd hoeven leveren. Geen moeilijke vragen meer hoeven beantwoorden en geen moeilijke beslissingen meer moeten nemen.
Mijn bemanning en ik willen gewoon vissen.
Caine draaide zich half om en staarde bedachtzaam naar Diana. Hij had haar hoop gegeven en hoop afgenomen, en nu stond ze doodstil, bijna als in trance; ze telde haar verliezen terwijl de omvang van haar nederlaag tot haar doordrong.
Berusting. Acceptatie.
Ze begreep nu dat hij de baas was. Als iedereen dat begreep, als iedereen gewoon accepteerde dat dit nu de werkelijkheid was, dat dit de enig mogelijke werkelijkheid was, dan zou hij oppermachtig zijn.
Hij voelde de angst in Perdido Beach. Ze hadden geen leider. Ze waren ziek, verzwakt, hongerig, eenzaam. Ze doken in elkaar vanwege de aanval van piepkleine ziekteverwekkers en de aanval van veel grotere insecten.
Als het achter de rug was, als hij gewonnen had, zou hij zeggen: Ik heb jullie gered. Ik was de enige die jullie kon redden. Sam heeft gefaald. Maar mij is het gelukt. Dan kunnen jullie nu weer overgaan tot de orde van de dag en je werk doen, zonder op jullie meerderen te letten. Ssst, ga maar lekker slapen: de koning neemt de moeilijke besluiten wel.
Worm was opvallend snel terug, met Taylor.
‘Waar heb je haar gevonden?’ vroeg Caine.
Worm haalde zijn schouders op. ‘Waar ze woont. Dat wist ik nog van vroeger toen ik altijd in de stad ging spioneren.’
‘Hij bedoelt vroeger toen hij altijd naar binnen sloop om je te begluren tijdens het uitkleden,’ zei Diana tegen Taylor.
‘Het is maar een klein jochie,’ zei Taylor schouderophalend. Ze bekeek Caine van top tot teen, sceptisch en onderzoekend. Caine wist dat ze niet bang voor hem was – niet met haar gave. Hij kon haar niet intimideren, dus zou hij haar op een andere manier moeten benaderen.
‘Kom even bij me zitten,’ zei Caine terwijl hij van de muur sprong. ‘Hoe gaat het met je, Taylor?’
‘Het leven is één groot feest,’ zei ze.
Hij lachte waarderend om haar grap. ‘Het moet wel heel erg zijn wil Edilio me laten halen, hè?’
‘Het is altijd al erg geweest,’ zei ze. ‘Maar nu is het nog veel erger. Ik heb die beesten gezien.’
Caine probeerde al zijn oprechtheid bijeen te schrapen. ‘Ik moet tegen die beesten vechten. Maar ik weet er maar heel weinig van.’
Taylor vertelde wat ze wist. Caine voelde zijn zelfverzekerdheid een beetje wegebben toen ze hem een volstrekt overtuigende opsomming van de feiten gaf, inclusief alle gruwelijke details.
‘Nou, dit wordt leuk,’ zei Diana droog. ‘Wat ben ik blij dat we teruggekomen zijn.’
Caine knarste met zijn tanden maar ging er verder niet op in. ‘Zijn er mensen die me willen helpen?’ vroeg hij aan Taylor.
Taylor lachte. ‘Ik niet, gast. Ik kom echt niet nog een keer bij die dingen in de buurt.’
‘En Brianna?’ vroeg Caine.
Taylor trok een grimas. ‘De Wind, bedoel je? Die zoefde de stad in en begon tegen Edilio te gillen dat er insecten zo groot als suv’s aankwamen. En daarna heb ik haar niet meer gezien. Waarschijnlijk is ze op zoek naar Jack. Of naar Dekka,’ voegde ze er met een valse grijns aan toe.
Caine knikte en keek omlaag om zijn tevreden blik te verbergen. Brianna was een probleem: met haar snelheid kon ze Caine bijna net zo goed ontwijken als Taylor. En ze was honderd procent trouw aan Sam.
‘En Sam en Astrid?’
‘O, Sam en Astrid zijn uit elkaar.’ Taylor boog zich naar voren en spuide alles wat ze wist. Binnen tien minuten had Caine een heel compleet beeld, veel uitgebreider dan die paar dingen die Quinn met tegenzin had onthuld.
Sam was op een of andere onbezonnen zoektocht naar water vertrokken, samen met Dekka en Jack. Astrid was er met Kleine Pete vandoor gegaan.
En Quinn was duidelijk niet op de hoogte geweest van het schokkende maar niet onwelkome nieuws dat Albert niet dood was maar momenteel door Lana genezen werd.
‘Net als de twee jongens die geprobeerd hebben hem te vermoorden,’ zei Taylor. ‘Dat wordt nog wat.’
‘Welke twee jongens?’
‘Losers van de Mensenclub: Turk en Lance. En Orc is ook weg. Niemand weet wat er met hem is gebeurd, behalve dat hij dronken rondzwerft.’
Het werd steeds beter. Er was momenteel niemand in de stad die sterk genoeg was om het tegen Caine op te nemen. Het was ongelooflijk. Het was een wonder. Het was het lot.
Koningen werden zogenaamd gekozen door God. Nou, als er een God was in de fakz, dan leek het er sterk op dat hij zijn keus had gemaakt.
Maar het zou niet altijd zo blijven. Hij moest snel in actie komen.
‘Taylor, ik heb je nodig voor iets heel belangrijks,’ zei Caine.
‘Ik werk niet voor jou,’ zei Taylor hooghartig.
Caine knikte. ‘Dat klopt, Taylor. Je hebt een geweldige gave. En je bent een slimme meid. Maar niemand lijkt daar ooit een beetje respect voor te hebben. Het was niet de bedoeling om bazig over te komen.’
Ze haalde haar schouders op, iets milder gestemd. ‘Maakt niet uit.’
‘Ik vind jou gewoon een heel waardevol, nuttig meisje. Ik vind dat je bij mij zou moeten horen. Ik heb respect voor je.’
‘Je probeert me gewoon te paaien zodat ik je help,’ zei Taylor.
Caine grijnsde breed. ‘Klopt helemaal. Maar ik kan je veel beter belonen dan Sam en Albert. Om maar eens een voorbeeld te noemen: je hebt toch gehoord van het eiland? En je kunt naar elke plek springen die je wel eens hebt gezien, hè? Elke plek die je kent?’
Ze knikte behoedzaam. Maar Caine zag dat ze geïntrigeerd was.
‘Als ik ervoor zorg dat jij een keer naar dat eiland wordt geroeid, kun je heen en weer springen wanneer je maar wilt. Fluitje van een cent.’
Ze knikte langzaam.
‘Zou je nee zeggen tegen een heet bubbelbad?’
‘Ik zou “Hallo, lang niet geweekt” zeggen. Dat zou ik zeggen.’
‘Een heleboel eten. Pindakaas. Kippensoep. Crackers. Een heel assortiment aan films. Popcorn voor tijdens de film.’
‘Je probeert me om te kopen.’
‘Ik beloof dat ik je zal belonen.’
Ze hoefde het niet te zeggen. Hij zag het in haar ogen.
‘Ik moet weten waar die beesten zijn, die insecten. Hoe snel ze lopen. Waar ze vandaan komen.’
‘Dat is alles?’
‘Dat is alles,’ zei Caine.
En opeens was Taylor verdwenen.